Wie wat bewaart…

Wanneer je een blik werpt in de kelder van de oude boerderij in Openluchtmuseum de Locht, zie je een hele voorraad staan.

Om in tijden van schaarste toch voldoende op tafel te krijgen en omdat je in tijden van overvloed niet alles kon consumeren, werden groente, fruit en vlees geconserveerd. Het voedsel bederft dan minder snel en mensen worden minder snel ziek. Ongewenste bacteriën, schimmels en gisten worden door conserveren gedood of de groei ervan tot stilstand gebracht.

Het grootste gedeelte werd tot halverwege de vorige eeuw “geweckt”, gesteriliseerd in glas in een weckketel. (Genoemd naar de ondernemer Weck). In de kelder zien we ook twee grote Keulse potten staan. Daarin zaten snijbonen en zuurkool. De snijbonen werden ingelegd in zout, bij de versnipperde witte kool kwam ook nog een scheut karnemelk. Suiker, alcohol en zuur werden ook gebruikt om te conserveren, denk aan jam, kersen op brandewijn en augurkjes in het zuur. Worsten en bonen liet men drogen, ham werd gerookt en gedroogd. De hammen en worsten hingen op zolder en boven het fornuis.

Rond de 60er jaren begon men producten in te vriezen. Bij die methode en door de snelle verwerking blijven meer smaak- en voedingsstoffen behouden. Tegenwoordig maakt men gebruik van hogedrukpasteurisatie wat de smaak nog meer ten goede komt.