Wonen op het platteland betekende zelfvoorziening, óók je kleding. Gemaakt van wol en/of linnen. Het schaap leverde wol, de vlasplant (na een intensieve bewerking) linnen.
Wever is een erg oud beroep. Dit is een oude techniek voor het maken van textiel uit draden. Voor het weven spant men een aantal draden parallel op het weefgetouw. De opgespannen draden heten schering. Vervolgens worden één voor één andere draden haaks hierop, tussen de schering door, in het weefgetouw ingelegd. Deze draden heten inslag. Deze draden worden strak tegen elkaar aangedrukt. De ruimte waarin het weefgetouw staat moet niet te warm zijn en wat vochtig, dan breken de draden niet zo vlug.
In deze omgeving werd voor eigen gebruik op kleine percelen vlas geteeld en verwerkt. In Horst en omstreken stonden ruim 50 weefgetouwen. Daarnaast waren er blauwververs en kantklossers actief. Melderslo kent veel verwijzingen naar de vlasbewerking, zo is er een Vlasven, heten Melderslonaren tijdens carnaval Vlasköp (vlaskoppen) en heet het gemeenschapshuis De Zwingel (een gereedschap voor vlasbewerking).