Bliksem en onweer, bij ons thuis noemden ze dat Werlicht en donder.
Na een hete zomerdag was het ’s avonds weer zover, het werd donker aan de horizon en de wind stak op.
Na het avondeten werd nog even de rozenkrans gebeden. Negen kinderen op een rij op de knieën op de kokosmat in de keuken en moeder die voorbad. Het was moeilijk te verstaan, zoiets van “Wes gegroet Maria” en dan wat gemompel, na haar stemverheffing moesten wij bidden. We wisten al snel dat je eerst wat moest mompelen en dan heel hard Amen roepen dan ging ons mam verder met Wes gegroet enz. Het was typisch, als de afwas klaar was dan was de hele rozenkrans gebeden, inclusief de Onze Vaders.
Het viel op dat daarna ons pap binnen kwam, maar die bad samen met ons mam voor het slapen gaan nog een ander gebed, dat moeder heeft nagelaten aan ons kinderen, met de wens, dat wij dat ook na hun overlijden zouden blijven bidden.
Als het onweer heftiger werd, kwam moeder ons uit bed halen en moesten we in de woonkamer gaan zitten en weer bidden dat er niets zou gebeuren. Ze had en kistje klaarstaan voor het geval dat…!
Als het onweer te erg werd moest ons pap van ons moeder de boerderij gaan zegenen met het palmtakje, dat achter het kruisbeeld stak en wijwater, of als je dat had, Lourdeswater.
Als oudste zoon moest (mocht) ik mee om alles te gaan zegenen. Ik zal zo’n 12 jaar geweest zijn. Buiten gekomen ging ons pap op de bank voor het huis zitten en ik zat naast hem. Ik vond dat wel spannend, de “enne” bliksemslag over de ander, maar dicht bij vader was ik niet bang.
Kijk jongen, daar in de verte, die donkeren wolken met die koppen, dat is het onweer maar dat zit nu aan de andere kant van de Maas en dat kan er niet overheen, dus geen zorgen. Weer een bliksemflits en mijn vader begon te tellen. Tien tellen, oh, het onweer is nog 3km ver weg. Hoezo? Ja jongen, elke tel is 300m, dat is nu eenmaal zo. Later leerde ik dat het te maken had met de geluidssnelheid.
Hele verhalen heeft hij mij verteld over blikseminslag en bliksemafleiders, zoals bomen en hoge punten. Hij wees me op een boom, waarvan de bast helemaal verbrand was, maar het Mariakapelletje bij de boom had niets geleden. Wonderlijk vond ik dat. Natuurlijk vertelde hij me wat te doen als ik overvallen werd door onweer in het open veld, of wanneer ik uit school kwam. In een droge sloot gaan liggen en nooit onder een boom, dat heb ik je nu uitgelegd.
Na 20 min zei hij, zo we hebben nu lang genoeg gezegend en de rozenkrans zal ook wel uit zijn. We gaan naar binnen.
“Wes gegroet Maria” en… “hedde” de koeienstal ook gezegend? Ja mam, met een knipoog naar mij. Vol van genade… en de “verkeskot” ook? Ja mam.
Amen en “ok de kiepenkoi hellemol an ut end”? Ja mam
Dan “hedde gellie ut goed gedoan”…… Dan kan ons niks gebeuren Zo jongen dan “witte het vur de volgende kèr” als ons ons pap nie thuis is hoe ut moet.
Ja mam ik weet precies hoe het moet, dat heeft ons pap heel goed uitgelegd en ik stak, met een laatste knipoog naar vader, het palmtakje weer achter het kruisbeeld.
Anton Cruysen