Heizicht en een vliegende schop

Heizicht en een vliegende schop

Als je deze titel leest, denk je misschien aan een glooiend veld van heide en een schop die door de lucht vliegt? Dat is dan een misverstand, het gaat hier over twee historische voorwerpen, heizicht en vliegende schop.

Het zijn voor velen onbekende handgereedschappen, die tegenwoordig niet meer worden gebruikt.

De twee voornoemde gereedschappen waren onmisbare handwerktuigen voor het hakken en steken van heide- en smelen (smele is een grassoort) plaggen, die nodig waren voor de nog tot 1925 in gebruik zijnde potstallen.

De aanpassing en omschakeling in de land- en tuinbouw is de laatste eeuw snel gegaan. Van potstal naar bio-industrie is een grote stap, tot stand gekomen door steeds weer aanpassen en veranderen van werkmethoden. Het vee kwam in de herfst binnen in stallen met een kuilvormige bodem.  In de winter hoopte het mest zich op. Door veelvuldig heide en smelen plaggen in het winterverblijf te strooien en soms ook stro.

Stro was vaak te duur, het was handelswaar. Roggestro werd verhandeld in schoven en werd gebruikt als afdekmiddel in de winter, als dakbedekking, als verpakkingsmiddel en zelfs als ondervulling voor bedden. De Fa. van Daal had bij het station Horst-Sevenum een foeragehandel en verhandelde veel stro.

De veehouderij stond in dienst van de landbouw vanwege de mestproductie. Kunstmest was nauwelijks voorhanden. In het voorjaar was er in de potstallen, door het aanvullen met plaggen, een dikke mestlaag voorhanden. Die mest werd uitgereden  op het land, als bemesting voor de te telen gewassen. Het uitsteken van de mest was geen gemakkelijk karwei.  Als hulpmiddel gebruikte men hierbij soms een potstalstikker om de dikke laag mest af te steken.

Plaggenhouwers

De heizicht is een korte brede hakzeis, die ertegen  bestand is om heide en smelen los te hakken. Dat zou met een gewone graszeis niet lukken. Er waren vroeger rondom de dorpen nog veel woeste gronden en heidevelden, die nog niet ontgonnen waren. Met paard en kar trok men er op uit om plaggen te verzamelen. Rondom Lottum en Grubbenvorst was veel heide, het gebied tussen de Horsterweg en Sevenum werd de Vinkenpeel genoemd. Daar werden veel plaggen gehaald. In Grubbenvorst  hebben ze aan het plaggensteken de carnavalsnaam  “De Plaggenhouwers” overgehouden.

De vliegende schop

Dit gereedschap is minder bekend en dankt zijn naam aan de opstaande vleugelpunten aan het blad.  Hiermee werden de wortels van de heidepollen ook verticaal doorgesneden. De heizicht en de vliegende schop waren gereedschappen die door de plaatselijke dorpssmeden werden gemaakt.  De gebruikers, de boeren, zetten er zelf de stelen in. Daarvoor  werd meestal dennenhout gebruikt. Daarom zaten alle later nog gevonden exemplaren meestal vol houtworm. Ze hadden dikwijls tientallen jaren ongebruikt in een schop of schuur aan de wand gehangen.

De tijden veranderden, de grupstal (de bodem bevat goten) kwam in zwang. De vloeibare mest van de stallen werd in gierkelders opgevangen. Men kon toen al gewapend beton maken. Het plaggen was nu verleden tijd.

Bij een bezoek aan het museum is het voor veel mensen soms een feest van herkenning als ze voorwerpen zien waar zij zelf, of hun ouders, vroeger mee gewerkt hebben. Maar als ze een heizicht of vliegende schop zien, weten ze dat die uit een andere, onbekende tijd komen.

Piet Lenssen