In het vorige verhaal schreef ik al het een en ander over de ervaringen in mijn “lagere schoolperiode”. Het gescheiden opgroeien van jongens en meisjes, het gezag thuis en op school en de grote invloed van de religie staan in mijn geheugen gegrift. Ik heb er echter niet onder geleden!
Ik mocht van mère Andrea na de zesde klas doorstromen naar de vervolgopleiding bij de Ursulinen, het St. Ursulalyceum. Het was gevestigd in hetzelfde gebouwencomplex, dus de tocht erheen bleef hetzelfde. Fietsen en als het koud was een lange broek onder een rok, want die broek moest bij aankomst op school uit. Dat alles geschiedde in de fietsenkelder. Een vrouw in een broek was not done. In de hal van de school stond mère Cordula, die bij binnenkomst erop lette of je kauwgum in de mond had en keek of je decent gekleed ging, in elk geval geen blote armen en kousen aan. Zo niet, dan moest je terug naar huis om andere kleren aan te trekken.
In de klas zaten een aantal meisjes, die altijd in het blauw gekleed gingen, de internen. De Ursulinen hadden een internaat voor meisjes, die niet in de gelegenheid waren om in de thuissituatie naar een vervolgopleiding te gaan. Zij woonden in het kloostergebouw en mochten in de vakanties en één keer per maand een weekend naar huis, als ze zich tenminste goed gedragen hadden. ’s Ochtends eerst naar de kerk, dan naar school en daarna verplicht op studie. Succes gegarandeerd. Achteraf geredeneerd voor ouders gemakkelijk als je de opvoeding van pubers over kunt laten aan nonnen of paters. Zo kon je, als je geld genoeg had, eenvoudig heel veel kinderen grootbrengen!
Als externen hadden wij een beetje medelijden met die meisjes. Wij konden naar huis! Zeker op de leeftijd dat jongens in plaats van irritant ook wel interessant bleken te zijn. Een ontmoeting regelen was echter niet zo eenvoudig. De jongens van het Bisschoppelijk College, dat enkele straten van het lyceum verwijderd lag, hadden op dinsdag- en donderdagmiddag vrij en wij op woensdag- en zaterdagmiddag. Ja, op zaterdagochtend moesten we ook naar school. Bij gezamenlijke theateruitvoeringen zaten de jongens aan de ene en de meisjes aan de andere kant. Op het middenpad liepen de leraren ijverig op en neer om enig onderling contact te vermijden. Omgang met jongens was slecht en … gevaarlijk. De reden daarvan ontging ons, want van enige voorlichting thuis of op school was geen sprake. In de eindexamenklas gingen we op retraite, daar werden we “ingelicht”, door een priester!
We probeerden natuurlijk toch afspraakjes te maken, stiekem. Dat was spannend en dat verliep mondeling of met briefjes via in de buurt wonende vriendinnen. Die afspraakjes waren vrij onschuldig. We gingen met een groepje jongens fietsen of wandelen en wisselden ervaringen uit, verder niets. In de vierde klas kreeg ik eens een onvoldoende voor geschiedenis. “Jou overhoor ik niet, want jou heb ik gisteren met een jongen gezien, jij krijgt een 4!” Ik was ijverig, hield niet van lage cijfers, maar hoefde niet te protesteren. De leraar had toen altijd gelijk.
Een leerkracht was in tegenstelling tot tegenwoordig een autoriteit. Hij had aanzicht, was een intellectueel en had gezag. Naast enkele leraren hadden we leraressen en natuurlijk nonnen om ons les te geven. Het beleid was streng. Geen huiswerk gemaakt, te laat gekomen of tegenspraak? Dan kreeg je straf of moest een middag terugkomen. Thuis hoefde je niet te klagen. Als je van mening was dat je de straf niet verdiende dan was het voor de keer dat je het wel verdiend had, maar niet had gekregen. Geen ouder die overwoog om op school te protesteren. Je moest je voegen en anders hoorde je daar niet thuis.
We waren ijverig. Op hulp thuis bij het huiswerk hoefde je niet te rekenen. Onze ouders hadden het druk genoeg met werk en huishouden in al die grote gezinnen. Als je te lage cijfers haalde, of je de regels niet volgde, was je niet geschikt voor deze school en als je bleef zitten, mocht dat één keer, daarna moest je naar een andere opleiding. Hier hoorde je in elk geval niet thuis. Wanneer iemand zich werkelijk misdragen had en dat was al snel, dan werd diegene van school gestuurd. Zij kon alleen nog naar de Rijks HBS, die was openbaar, gemengd en dus een poel van verderf, een schande dus.
Het klinkt misschien allemaal heel naar, wij waren niet anders gewend, we wisten niet beter, het was gewoon en we verlieten uiteindelijk goed opgeleid de school. We hadden onderling veel plezier. Het was een leuke tijd. En die jongen van het afspraakje destijds, de oorzaak van die 4, is nu al 52 jaar mijn echtgenoot.
Marlé de Laat