Sinterklaas

Sinterklaas

Rond deze tijd ontvangen we  weer de sinterklaasboekjes vol advertenties en aanbiedingen. Dan komen ook de herinneringen boven, hoe wij  vroeger sinterklaasfeest vierden en beleefden. Zeker wanneer je toevallig net de Sinterklaasconference van Toon Hermans beluisterd hebt.

Zwarte Piet was in ieder geval altijd zwart. Dat kon ook niet anders, want hij moest door de schoorsteen. Centrale verwarming hadden wij niet, maar wel een grote schoorsteen. Wij wisten zeker dat Zwarte Piet daar doorheen kon. We stonden er niet bij stil, dat hij dan ook nog door de kachel of het fornuis moest kruipen om de spulletjes in de kamer op tafel te leggen.

Thuis waren wij natuurlijk vol verwachting en enkele weken voor de “grote dag” strooide Zwarte Piet soms kwistig met snoep. Ik denk dat het sinterklaasfeest op school begon te leven, wanneer de leerkrachten tijdens de muzieklessen aanvingen sinterklaasliedjes te zingen.

Ongeveer twee weken vóór 6 december kwam Sinterklaas in het dorp aan. Grubbenvorst lag aan de Maas, dus Sinterklaas kwam per boot. De volledige schooljeugd en een aantal ouders (mijn ouders niet, want ook op zondag    moest er gemolken worden) trokken dan naar het veer in Grubbenvorst onder begeleiding van de Harmonie. Dat Sinterklaas toevallig op hetzelfde moment in Velden bij het veer aankwam, was geen enkel probleem. Daar stond de fanfare van Velden dan te spelen. De echte Sint kwam toch bij ons!

Vervolgens ging het in optocht naar zaal De Zwaan in het dorp, waar Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten op het podium plaats namen. De zaal stoomde vol kinderen, die in spanning afwachtten wat er ging gebeuren.  Er moesten kinderen bij Sinterklaas komen. Sommigen waren braaf geweest, een enkeling niet. Dan dreigde Zwarte Piet die in de zak te stoppen en mee te nemen naar Spanje. Na de nodige speeches, mochten we allemaal langs Sint en Piet lopen, kregen een handje en ontvingen een zakje snoep. Als je langs Piet moest lopen kneep je het hem wel een beetje. Hij keek zo donker!

Vanaf nu zongen we iedere avond vóór het naar bed gaan uit volle borst sinterklaasliedjes. Af en toe vlogen er snoepjes door kamer. Toen ik enigszins begon te twijfelen, zag ik een keer, dat moeder de kamer binnenkwam met de schort aan. Ze ging het vuur in de kachel oprakelen, intussen bleven wij zingen. Ik herinner me dat ik in een flits haar hand zag bewegen. De snoepjes vlogen in het rond. Maar ik bleef geloven. Mijn jongere broer zei een keer toen er hard op de deur geklopt werd: “Ik geloof er niks van”. Wij zaten stijf van angst op de bank.  Hij liep naar de deur om die te openen. Toen hij vlakbij was, ging deze een klein stukje open en kwam er een grote zwarte hand tevoorschijn. Hij vloog terug, het geloof was weer hersteld.

We zetten de klomp, met een wortel  of snee brood erin en voor Sint stond een glas suikerwater klaar. Beide waren steevast leeg in de morgen. Af en toe lagen er een paar snoepjes in. We maakten verlanglijstjes. Ik heb mijn moeder later wel eens horen vertellen, dat zij op de fiets,( het was vlak na de oorlog) naar Venlo ging om cadeaus te kopen. Ze kwam huilend terug, omdat ze niet het geld had om echt mooie dingen te kopen. We woonden op een pachtboerderij van de familie Berger, destijds burgemeester van Venlo. Van hen kreeg mijn moeder vaker speelgoed dat zijn kinderen niet meer gebruikten. Ik herinner me, dat we een keer zo’n opvouwbaar aquarium kregen, waar Toon Hermans ook over spreekt. Nooit iets van gemerkt dat het tweedehands was. Wij waren er dolblij mee, alleen het verlanglijstje klopte niet meer.

Wij sliepen allemaal boven en hadden een zolderluik. Dat luik was het gehele jaar open, maar op sinterklaasavond moest het dicht en mochten wij pas naar beneden als moeder riep. Dan stond alles op tafel, precies op ieders eigen plek. Hoe Sinterklaas kon weten waar mijn plaats aan tafel was, bedreep ik ook niet.   We vonden, dat we altijd veel kregen. Vooral appels en sinaasappels, maar ook cadeaus, zoals een sjaal, handschoenen of een wintermuts. Zodra we de eerste speculaas op hadden, gingen we naar de buren, 400m verder, om onze spulletjes met elkaar te vergelijken.

Later ging het allemaal wat beter. Ik weet dat mijn jongere broer en ik allebei een houten kruiwagen kregen met Sinterklaas. Die kruiwagens waren gemaakt door timmerman v.d. Bercken uit het dorp, ze waren allebei precies hetzelfde. Natuurlijk ontstond er meteen ruzie welke van wie was. Mijn vader had de oplossing: in die van mij werd een J ingebrand en die van Servaas een S. Kennelijk pikte ik toch een keer zijn kruiwagen…. Ruzie! Hij naar moeder met de klacht dat ik zijn kruiwagen had. “Hoe weet je dat” zei moeder, ze zijn toch hetzelfde. “Nee”, zei hij:” op die van mij staat IK Huys”.

De onderwijzer van de vierde klas had zo’n beetje de taak om het grote geheim te onthullen. Toen begon ik te twijfelen. Mijn oudste broer gaf de doorslag. We lagen ’s avonds in bed en hij vertelde mij dat Sinterklaas niet echt bestond. Samen met mijn oudste zus had hij voor Sinterklaas een kolenkit gekocht voor onze ouders. De oudsten kregen al een beetje “staartgeld” als er biggen verkocht werden, of “melkgeld” als er eersteklas melk geleverd was. Ik heb het gelaten aangenomen en er geen trauma aan overgehouden.

Sinterklaas is nu zo anders. Iedereen van mijn leeftijd zal wel begrijpen, dat ik  soms niet meer kan volgen, welke betekenis het feest nog heeft. Waar is het “echte” kinderfeest gebleven? Voor mijn gevoel draait het tegenwoordig veel meer om het krijgen. Wij hadden in ieder geval altijd een prachtige Sinterklaastijd.

Jan Huys